Vijftien tips voor betere solo’s


  1. Leer verschillende toonladders (pentatonisch mineur , pentatonisch majeur, gewoon(zuiver) majeur en mineur, harmonisch mineur, etc). Leer de klank en sfeer van deze toonladders kennen. Leer ze vloeiend spelen.
  2. Herhaal tijdens het soleren tonen alleen bewust. Ga een toon niet herhalen omdat je niet weet wat je anders moet doen; laat de toon dan gewoon liggen en bouw een rust in.
  3. Speel naar tonen toe via de toonladder. Geef een toon een accent, ga omhoog of omlaag via de toonladder naar een volgende toon die ook een accent krijgt. Bijvoorbeeld C-d-e-f-G-f-e-f-G-a-b -c-D-C (hierbij krijgen de tonen met een hoofdletter het accent).
  4. Varieer het ritme. Wis de lengte van tonen af. Bijvoorbeeld kort-kort-lang, kort-lang-kort. Wissel ook dit patroon af. Bouw rusten in. Speel af en toe na de tel ( op de “e” in 1e 2e 3e 4e), gebruik triolen. Probeer niet hetzelfde ritme als de begeleiding te spelen.
  5. Snaren opdrukken (bending) is een techniek waarmee je een solo kunt maken of breken. Als je een snaar opdrukt, zorg er dan voor dat het een zuivere, bedoelde toon oplevert. Druk alleen bewust een snaar op, gebruik het niet als trucje.
  6. Luister goed naar de harmonische (samenklinkende) werking van de toon die je speelt. Past het bij de begeleiding? Is het een toon die je kunt laten liggen, of is het een tussentoon waar een toon op moet volgen?
  7. Gebruik slides, hamer-on en -off, vibrato om aan te kleden.
  8. Gebruik ook eens meerdere tonen (2 of 3) tegelijkertijd.
  9. Ontwikkel snelheid. Blijf daarop oefenen. Die snelheid heb je ook nodig als je rustige solo’s speelt.
  10. Speel af en toe wat grotere afstanden, niet telkens alleen maar de volgende toon in de toonladder (zie punt 3. Je maakt “zinnen”, nieuwe zinnen kunnen op een ander punt beginnen. Binnen de zinnen zelf volg je wel de toonladder.
  11. Oefen arpeggio’s, gebruik deze in je solo’s
  12. Gebruik stiltes. Net als bij een gesprek. Soms ben je even stil om jezelf en de ander tijd te gunnen het gezegde te verwerken.
  13. Speel ook eens de tonen tussen de tonen van de toonladder in (chromatiek).
  14. Speel een vraag en antwoord spel met je melodielijnen.
  15. Sla een octaaf of meer over, bijvoorbeeld door te wisselen van positie (bv. in A mineur van positie V naar positie XII).